Cor Huizer
2024-06-30 16:17:49 UTC
Schriftuitleg van zondag 30 juni 2024.
Inleiding:
Elke zondag zal ik proberen de schriftlezingen uit de Rooms Katholieke
Kerk van die dag uit te leggen op de wijze waarop ik ze begrepen heb.
Dit is niet bedoeld als preek, of zoals het tegenwoordig genoemd wordt
een homilie, maar enkel als uitleg. Van geen enkele Kerk heb ik
toestemming gekregen om te preken, daarom mag mijn Schriftuitlegging ook
geen preek genoemd worden. Maar toch meen ik de vrijheid te hebben om
mijn begrijpen van de schrifttekst wereldkundig te maken. Natuurlijk
hoeft u het niet eens te zijn met mijn uitleg. Elk mens is uniek. Zoals
het licht de verschillende vormen ook verschillend terugkaatst, zo
begrijpt elk mens de Schrift op een andere wijze, heeft een ander
bevattingsvermogen. U begrijpt de Schrift misschien wel beter, of minder
goed dan ik. Wat ik opschrijf is mijn eigen begrijpen. U mag er uw
voordeel mee doen, of u eraan ergeren (liever niet, is slecht voor uw
hart), of een totaal verschillende mening hebben. Begrijp mijn schrijven
zoals het u behaagt.
Schriftteksten:.
Eerste lezing Wijsheid 1, 13-15; 2, 23-24
Niet God heeft de dood gemaakt, en Hij schept geen behagen in de
ondergang van de levenden. Hij toch heeft alles geschapen om te leven;
gezond zijn de schepselen der aarde; geen dodelijk vergif wordt in hen
gevonden, en de onderwereld heeft geen macht op aarde; want de
gerechtigheid is onsterfelijk! God heeft immers de mens geschapen voor
de onsterfelijkheid; Hij heeft hem gemaakt tot een af¬spiegeling van
zijn eigen wezen. Maar door de afgunst van de duivel kwam de dood in de
wereld.
Tweede lezing 2 Korintiërs 8, 7.9.13.15
Broeders en zusters, Gij munt reeds in zoveel opzichten uit: in geloof,
welsprekendheid, wetenschap, in ijver op alle gebied, in uw liefde voor
ons; laat dan ook dit liefdewerk uitmuntend slagen! Want de liefdedaad
van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen:
hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij
rijk zoudt worden door zijn armoede. Het is niet de bedoeling dat gij
door anderen te ondersteunen uzelf in verlegenheid brengt. Er moet een
zeker evenwicht tot stand komen. Zo ontstaat het evenwicht waarvan de
Schrift spreekt: ‘Hij die veel had verzameld, had niet te veel, en hij
die weinig had verzameld kwam toch niet te kort’.
Evangelielezing Marcus 5, 21-43 (of: 21-24.35b-43)
In die tijd, toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel
volk bij Hem samen. Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond,
kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge. Toen hij Hem zag,
viel hij Hem te voet en smeekte Hem met aandrang: ‘Mijn dochtertje kan
elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen opdat ze mag
genezen en leven’. Jezus ging met hem mee. Een dichte menigte vergezelde
Hem en drong van alle kanten op. (Er was een vrouw bij die al twaalf
jaar aan bloedvloeiing leed. Zij had veel te verduren gehad van een hele
reeks dokters en haar gehele vermogen uitgegeven, maar zonder er baat
bij te vinden; integendeel, het was nog erger met haar geworden. Omdat
zij over Jezus gehoord had, drong zij zich in de menigte naar voren en
raakte zijn mantel aan. Want ze zei bij zichzelf: ‘Als ik slechts zijn
kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn’. Terstond hield de bloeding op
en werd ze aan haar lichaam gewaar dat ze van haar kwaal genezen was. Op
hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust dat er kracht van Hem was
uitgegaan; Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg: ‘Wie
heeft mijn kleren aangeraakt?’. Zijn leerlingen zeiden tot Hem: ‘Gij
ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: Wie heeft
Mij aangeraakt?’. Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat
gedaan had. Wetend wat er met haar gebeurd was, kwam de vrouw zich
angstig en bevend voor Hem neerwerpen en bekende Hem de hele waarheid.
Toen sprak Hij tot haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in
vrede en wees van uw kwaal verlost’. Hij was nog niet uitgesproken of)
men kwam uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap:
‘Uw dochter is gestorven. Waartoe zoudt ge de Meester nog langer lastig
vallen?’. Jezus ving op wat er bericht werd en zei tot de overste van de
synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven’. Hij liet niemand met
zich meegaan behalve Petrus, Jacobus en Johannes, de broer van Jacobus.
Toen zij aan het huis van de overste kwamen, zag Hij het rouwmisbaar van
mensen die luid weenden en weeklaagden. Hij ging naar binnen en zei tot
hen: ‘Waarom dit misbaar en geween? Het kind is niet gestorven, maar
slaapt’. Doch ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar
buiten en ging met zijn metgezellen en de vader en moeder van het kind
het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte de hand van het kind en
zei tot haar: ‘Talita koemi’, wat vertaald betekent: Meisje, sta op.
Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond want het was twaalf jaar.
En ze stonden stom van verbazing. Hij legde hun nadrukkelijk op dat
niemand het te weten mocht. komen, en voegde eraan toe dat men haar te
eten moest geven.
Uitleg:
Het thema van deze zondag is: ‘Aandacht geneest’. Wanneer een mens
oprechte aandacht krijgt voor zijn problemen, dan geneest die aandacht
vaak de kwaal, waaraan een mens kan lijden. Waar zijn staat moet u ook
haar lezen, lees dit naar uw eigen geslacht. Neem nu een klein kind, die
gevallen is en pijn heeft. Wanneer zijn moeder (of vader) de
beschadiging van de huid nakijkt, er vervolgens een kusje op geeft,
omdat verdere verzorging onnodig is, dan gaat het kind weer vrolijk
spelen. Hij had immers de liefdevolle aandacht gekregen, die hij het
meeste nodig had? Gerustgesteld door de liefde van zijn verzorgende
ouder, vergeet hij zijn pijn en gaat weer spelen. En zo s het met vele
kwalen. Zowel lichamelijk als geestelijk. Natuurlijk, wie echt ziek is,
of gewond, heeft echte geneeskundige behandeling nodig. Maar soms is een
liefdevolle aandacht echt voldoende. Veel kwalen, die niet ernstig zijn
of blijvend, zijn met een luisterend oor op te lossen, of draagbaar te
maken. Liefde is aandacht hebben voor de medemens. Vaak genoeg gaat
weliswaar de oorzaak van het onbehagen niet weg – zoals in de voorbeeld
van het kleine kind ook de pijn van de val niet weg is – maar wel de
beleving van het erge ervan. Liefde van en voor God, en de wederzijdse
liefde tussen mensen, kan met aandacht en luisteren en soms praten, de
hoofdoorzaak zijn van het wegnemen van het erge, aan wat er ook maar aan
de hand is. Eigenlijk is het niet zozeer de aandacht, die geneest, maar
de liefde, die achter de aandacht verscholen zit, is datgene wat
geneest. In onze samenleving is er vaak geen aandacht, omdat de meeste
mensen meer met zichzelf bezig zijn, dan met het geven van liefde aan de
medemens, de naaste. Die moet het maar zelf uitzoeken! Dat moet je
immers zelf ook? Maar ieder mens heeft vaak genoeg de liefdevolle
aandacht van een medemens nodig. Ongeacht of een mens aards rijk is, of
extreem arm en alle mensen daartussen. De samenleving is hard en
onverschillig, zeker in onze tijd, nu Satan meer en meer over de Aarde
regeert. Zuster Theresa van Calcutta, die vele armen ondersteunde, kreeg
van een rijk echtpaar een grote donatie. Nadat zij hen hiervoor bedankt
had, vroeg zij of zij nog iets voor hen kon doen. Het antwoord was, hen
bezoeken, omdat zij niemand hadden die hen, uit liefde, bezocht. Ja, zij
kregen wel mensen over de vloer, maar enkel uit zakelijke redenen. Zij
waren daarom wel aards rijk, maar de liefde ontbrak in hun leven, daarom
waren zij geestelijk arm. Een beetje aandacht, gegeven uit liefde, was
genoeg om hen, ook geestelijk, weer gezond te maken, hen van hun van hun
contact armoede, behalve natuurlijk zakelijk, te genezen. Dat zuster
Theresa, met liefde, tot aan hun dood, aan deze wens van dit echtpaar
gevolg gaf, was niet uit geldelijk gewin, maar uit liefde voor mensen in
nood, die zij op deze wijze kon helpen. Want de straatarme mensen die
zij hielp, die materieel van alles tekort kwamen, hadden haar hulp hard
nodig, maar ook deze aards rijke mensen, die geestelijk de liefde van
andere mensen tekort kwamen, hadden haar hulp ook nodig. Want ook die
mensen verkeerden in een grote nood: namelijk de nood van de liefde.
Liefde kan namelijk onmogelijk gekocht, afgedwongen of bevolen worden;
liefde is altijd een vrije gift, van God aan alle mensen en van de
medemens aan een andere mens, een naastte. Heel arm is elk mens – zelfs
al bezit hij vele miljarden – die de liefde van God en de liefde van
andere mensen niet kan aanvaarden; want omdat liefde gelijk is aan
leven, is zo’n mens reeds geestelijk gestorven. Lichamelijk mag hij
voortleven gedurende de tijd, die God hem geeft op Aarde, maar
geestelijk is hij net zo dood, als alle duivels in de hel. Dit soort
mensen ziet de aardse rijkdommen en bezittingen als het enige
waardevols. Zij vergeten dan na de, meestal niet meer dan tientallen
aardse jaren, er nog een oneindige toekomst op hen wacht in het
hiernamaals. En van de aardse rijkdommen, bezittingen en machten, neemt
niemand iets mee naar het hiernamaals. Het enige wat een mens mee kan
nemen naar het hiernamaals is de liefde voor God en de medemensen, de
naasten. Want, omdat God Liefde is, is leven en liefde precies
hetzelfde! Wie daarom levend het eeuwige leven in wil gaan – dat direct
na de lichamelijke dood op elk mens wacht – die zal liefdevol met zijn
medemensen, zijn naasten moeten omgaan. Vele groten van de Aarde – of
mensen die zich groot wanen – komen straatarm aan in het hiernamaals,
omdat zij alle liefde, die ook hun leven is, uitsluitend, of bijna
uitsluitend voor zichzelf hebben gereserveerd. Andere mensen? Die zijn
toch geboren om hen te dienen? En van die diensten moet natuurlijk zo
goedkoop mogelijk gebruik worden gemaakt. Terwijl die mensen, die voor
hen een gevaar vormen, zo snel mogelijk van de Aarde moeten bevrijd
worden. Is dat niet wat u en ik nu dagelijks kunnen waarnemen? In deze,
door Satan beheerste wereld zeker! Maar niet lang meer, want over een
kort aantal jaren is Jezus Christus terug op Aarde; deze keer niet als
Mens, maar als God en dan is het gedaan met ieder mens, die zich niet
wil bekeren – ook niet na de Grote Waarschuwing, die ieder mens bewijst
dat God bestaat – want die wordt, met Satan en als zijn demonen en
duivels, in de hel geworpen. God echter heeft ons mensen niet voor de
dood gemaakt, maar voor het eeuwige leven. Vandaar dat wij, mensen van
deze tijd, nog een zeer duidelijke Waarschuwing van God in Jezus
Christus krijgen. Wie zich dan alsnog bekeert en gaat leven naar Gods
Orde, die zal het eeuwige leven binnengaan. En God wil het liefste dat
de hel leeg zal zijn; want God heeft alle mensen, niemand uitgezonderd,
geschapen voor het eeuwige leven, zonder einde. Maar Lucifer, die viel
in zelfzucht, nu Satan geheten, was jaloers en verleidde ons mensen om
hem te volgen, in plaats van God en bracht daarmee de dood in de wereld
en in het hiernamaals, in de hel. Paulus herinnerde de Korintiërs eraan
dat God weliswaar de liefde als voorwaarde heeft gesteld, maar dat de
naastenliefde nooit zover mag gaan, dan de gever zelf in de grootste
problemen zullen komen. Ook aan de naastenliefde is een grens gesteld.
Wie niets heeft om een ander materieel te ondersteunen, die kan dat ook
niet. Hij kan wel elke naaste liefde geven. En de wens om een naaste te
helpen en met hem op zoek gaan naar een oplossing voor diens probleem,
wordt door God, als er werkelijk geen manier is om materieel te helpen,
als daad van naastenliefde aangenomen. Het is daarom genoeg als een mens
geeft wat hij kan geven, meer is niet nodig. God weet echter precies tot
hoever een mens kan gaan, zonder zelf in grote problemen te komen; bij
Hem kan niemand met een smoesje wegkomen. Jezus Christus is God. Toen de
overste van de Synagoge, Jaïrus Hem toekwam om zijn dochter van de
nakende dood te redden, kon Hij ook simpel, zonder verder contact met
het doodzieke meisje, haar genezen. Maar Hij kende Jaïrus, zoals Hij
ieder mens beter kent dan die mens zichzelf kent. En, van een afstand
genezen, was voor Jaïrus niet genoeg. Daarom ging Hij met Jaïrus mee
naar diens huis. Onderweg genas Hij ook nog een zieke vrouw die al 12
jaar aan bloedingen leed. Natuurlijk wist Hij wel wie Zijn kleed
aanraakte, maar zij moest dit zelf erkennen, om een zeer grote gave van
Hem terug te ontvangen; namelijk het eeuwige leven. En dat alleen voor
haar vaste geloof in Hem. Bij het huis van Jaïrus aangekomen, bleek zijn
dochtertje reeds overleden. Dat was geen toeval; vanwege het zwakke
geloof van Jaïrus, moest hij ervan overtuigd worden dat bij God niets
onmogelijk is. Daarom moest zijn dochter reeds dood zijn, opdat God in
Jezus Christus het wonder kon verrichten dat zelfs de dood geen beletsel
voor Hem kon zijn. Hierdoor kon Jaïrus tot geloof komen. Zoals er heden
ook zoveel christelijke leiders zelf hun geloof, die zij elke dag
verkondigen, reeds lang geleden verloren hebben en de verkondiging enkel
uit geldelijk gewin wordt gedaan. Want opnieuw hebben de meeste mensen –
maar nu wereldwijd – hun geloof in de ene ware en levende God in Jezus
Christus verloren. Daarom ook moet God in Jezus Christus wel voor de
tweede maal op Aarde komen, om te voorkomen dat alle mensen verloren
zullen gaan. Maar nog steeds geldt dat wie in Hem geloofd en Zijn Leer
en Geboden onderhoudt, doet dus, na zijn aardse leven in een hemel zal
wonen. Wellicht ook in de woning van onze Vader, God in Jezus Christus,
het hemelse Jeruzalem. Laten wij daarom vanaf heden leven als
daadwerkelijke christenen en ervoor bidden dat wij elkaar daar allemaal
mogen tegenkomen.
Amen.
Cor Huizer.
Inleiding:
Elke zondag zal ik proberen de schriftlezingen uit de Rooms Katholieke
Kerk van die dag uit te leggen op de wijze waarop ik ze begrepen heb.
Dit is niet bedoeld als preek, of zoals het tegenwoordig genoemd wordt
een homilie, maar enkel als uitleg. Van geen enkele Kerk heb ik
toestemming gekregen om te preken, daarom mag mijn Schriftuitlegging ook
geen preek genoemd worden. Maar toch meen ik de vrijheid te hebben om
mijn begrijpen van de schrifttekst wereldkundig te maken. Natuurlijk
hoeft u het niet eens te zijn met mijn uitleg. Elk mens is uniek. Zoals
het licht de verschillende vormen ook verschillend terugkaatst, zo
begrijpt elk mens de Schrift op een andere wijze, heeft een ander
bevattingsvermogen. U begrijpt de Schrift misschien wel beter, of minder
goed dan ik. Wat ik opschrijf is mijn eigen begrijpen. U mag er uw
voordeel mee doen, of u eraan ergeren (liever niet, is slecht voor uw
hart), of een totaal verschillende mening hebben. Begrijp mijn schrijven
zoals het u behaagt.
Schriftteksten:.
Eerste lezing Wijsheid 1, 13-15; 2, 23-24
Niet God heeft de dood gemaakt, en Hij schept geen behagen in de
ondergang van de levenden. Hij toch heeft alles geschapen om te leven;
gezond zijn de schepselen der aarde; geen dodelijk vergif wordt in hen
gevonden, en de onderwereld heeft geen macht op aarde; want de
gerechtigheid is onsterfelijk! God heeft immers de mens geschapen voor
de onsterfelijkheid; Hij heeft hem gemaakt tot een af¬spiegeling van
zijn eigen wezen. Maar door de afgunst van de duivel kwam de dood in de
wereld.
Tweede lezing 2 Korintiërs 8, 7.9.13.15
Broeders en zusters, Gij munt reeds in zoveel opzichten uit: in geloof,
welsprekendheid, wetenschap, in ijver op alle gebied, in uw liefde voor
ons; laat dan ook dit liefdewerk uitmuntend slagen! Want de liefdedaad
van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen:
hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij
rijk zoudt worden door zijn armoede. Het is niet de bedoeling dat gij
door anderen te ondersteunen uzelf in verlegenheid brengt. Er moet een
zeker evenwicht tot stand komen. Zo ontstaat het evenwicht waarvan de
Schrift spreekt: ‘Hij die veel had verzameld, had niet te veel, en hij
die weinig had verzameld kwam toch niet te kort’.
Evangelielezing Marcus 5, 21-43 (of: 21-24.35b-43)
In die tijd, toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel
volk bij Hem samen. Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond,
kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge. Toen hij Hem zag,
viel hij Hem te voet en smeekte Hem met aandrang: ‘Mijn dochtertje kan
elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen opdat ze mag
genezen en leven’. Jezus ging met hem mee. Een dichte menigte vergezelde
Hem en drong van alle kanten op. (Er was een vrouw bij die al twaalf
jaar aan bloedvloeiing leed. Zij had veel te verduren gehad van een hele
reeks dokters en haar gehele vermogen uitgegeven, maar zonder er baat
bij te vinden; integendeel, het was nog erger met haar geworden. Omdat
zij over Jezus gehoord had, drong zij zich in de menigte naar voren en
raakte zijn mantel aan. Want ze zei bij zichzelf: ‘Als ik slechts zijn
kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn’. Terstond hield de bloeding op
en werd ze aan haar lichaam gewaar dat ze van haar kwaal genezen was. Op
hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust dat er kracht van Hem was
uitgegaan; Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg: ‘Wie
heeft mijn kleren aangeraakt?’. Zijn leerlingen zeiden tot Hem: ‘Gij
ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: Wie heeft
Mij aangeraakt?’. Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat
gedaan had. Wetend wat er met haar gebeurd was, kwam de vrouw zich
angstig en bevend voor Hem neerwerpen en bekende Hem de hele waarheid.
Toen sprak Hij tot haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in
vrede en wees van uw kwaal verlost’. Hij was nog niet uitgesproken of)
men kwam uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap:
‘Uw dochter is gestorven. Waartoe zoudt ge de Meester nog langer lastig
vallen?’. Jezus ving op wat er bericht werd en zei tot de overste van de
synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven’. Hij liet niemand met
zich meegaan behalve Petrus, Jacobus en Johannes, de broer van Jacobus.
Toen zij aan het huis van de overste kwamen, zag Hij het rouwmisbaar van
mensen die luid weenden en weeklaagden. Hij ging naar binnen en zei tot
hen: ‘Waarom dit misbaar en geween? Het kind is niet gestorven, maar
slaapt’. Doch ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar
buiten en ging met zijn metgezellen en de vader en moeder van het kind
het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte de hand van het kind en
zei tot haar: ‘Talita koemi’, wat vertaald betekent: Meisje, sta op.
Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond want het was twaalf jaar.
En ze stonden stom van verbazing. Hij legde hun nadrukkelijk op dat
niemand het te weten mocht. komen, en voegde eraan toe dat men haar te
eten moest geven.
Uitleg:
Het thema van deze zondag is: ‘Aandacht geneest’. Wanneer een mens
oprechte aandacht krijgt voor zijn problemen, dan geneest die aandacht
vaak de kwaal, waaraan een mens kan lijden. Waar zijn staat moet u ook
haar lezen, lees dit naar uw eigen geslacht. Neem nu een klein kind, die
gevallen is en pijn heeft. Wanneer zijn moeder (of vader) de
beschadiging van de huid nakijkt, er vervolgens een kusje op geeft,
omdat verdere verzorging onnodig is, dan gaat het kind weer vrolijk
spelen. Hij had immers de liefdevolle aandacht gekregen, die hij het
meeste nodig had? Gerustgesteld door de liefde van zijn verzorgende
ouder, vergeet hij zijn pijn en gaat weer spelen. En zo s het met vele
kwalen. Zowel lichamelijk als geestelijk. Natuurlijk, wie echt ziek is,
of gewond, heeft echte geneeskundige behandeling nodig. Maar soms is een
liefdevolle aandacht echt voldoende. Veel kwalen, die niet ernstig zijn
of blijvend, zijn met een luisterend oor op te lossen, of draagbaar te
maken. Liefde is aandacht hebben voor de medemens. Vaak genoeg gaat
weliswaar de oorzaak van het onbehagen niet weg – zoals in de voorbeeld
van het kleine kind ook de pijn van de val niet weg is – maar wel de
beleving van het erge ervan. Liefde van en voor God, en de wederzijdse
liefde tussen mensen, kan met aandacht en luisteren en soms praten, de
hoofdoorzaak zijn van het wegnemen van het erge, aan wat er ook maar aan
de hand is. Eigenlijk is het niet zozeer de aandacht, die geneest, maar
de liefde, die achter de aandacht verscholen zit, is datgene wat
geneest. In onze samenleving is er vaak geen aandacht, omdat de meeste
mensen meer met zichzelf bezig zijn, dan met het geven van liefde aan de
medemens, de naaste. Die moet het maar zelf uitzoeken! Dat moet je
immers zelf ook? Maar ieder mens heeft vaak genoeg de liefdevolle
aandacht van een medemens nodig. Ongeacht of een mens aards rijk is, of
extreem arm en alle mensen daartussen. De samenleving is hard en
onverschillig, zeker in onze tijd, nu Satan meer en meer over de Aarde
regeert. Zuster Theresa van Calcutta, die vele armen ondersteunde, kreeg
van een rijk echtpaar een grote donatie. Nadat zij hen hiervoor bedankt
had, vroeg zij of zij nog iets voor hen kon doen. Het antwoord was, hen
bezoeken, omdat zij niemand hadden die hen, uit liefde, bezocht. Ja, zij
kregen wel mensen over de vloer, maar enkel uit zakelijke redenen. Zij
waren daarom wel aards rijk, maar de liefde ontbrak in hun leven, daarom
waren zij geestelijk arm. Een beetje aandacht, gegeven uit liefde, was
genoeg om hen, ook geestelijk, weer gezond te maken, hen van hun van hun
contact armoede, behalve natuurlijk zakelijk, te genezen. Dat zuster
Theresa, met liefde, tot aan hun dood, aan deze wens van dit echtpaar
gevolg gaf, was niet uit geldelijk gewin, maar uit liefde voor mensen in
nood, die zij op deze wijze kon helpen. Want de straatarme mensen die
zij hielp, die materieel van alles tekort kwamen, hadden haar hulp hard
nodig, maar ook deze aards rijke mensen, die geestelijk de liefde van
andere mensen tekort kwamen, hadden haar hulp ook nodig. Want ook die
mensen verkeerden in een grote nood: namelijk de nood van de liefde.
Liefde kan namelijk onmogelijk gekocht, afgedwongen of bevolen worden;
liefde is altijd een vrije gift, van God aan alle mensen en van de
medemens aan een andere mens, een naastte. Heel arm is elk mens – zelfs
al bezit hij vele miljarden – die de liefde van God en de liefde van
andere mensen niet kan aanvaarden; want omdat liefde gelijk is aan
leven, is zo’n mens reeds geestelijk gestorven. Lichamelijk mag hij
voortleven gedurende de tijd, die God hem geeft op Aarde, maar
geestelijk is hij net zo dood, als alle duivels in de hel. Dit soort
mensen ziet de aardse rijkdommen en bezittingen als het enige
waardevols. Zij vergeten dan na de, meestal niet meer dan tientallen
aardse jaren, er nog een oneindige toekomst op hen wacht in het
hiernamaals. En van de aardse rijkdommen, bezittingen en machten, neemt
niemand iets mee naar het hiernamaals. Het enige wat een mens mee kan
nemen naar het hiernamaals is de liefde voor God en de medemensen, de
naasten. Want, omdat God Liefde is, is leven en liefde precies
hetzelfde! Wie daarom levend het eeuwige leven in wil gaan – dat direct
na de lichamelijke dood op elk mens wacht – die zal liefdevol met zijn
medemensen, zijn naasten moeten omgaan. Vele groten van de Aarde – of
mensen die zich groot wanen – komen straatarm aan in het hiernamaals,
omdat zij alle liefde, die ook hun leven is, uitsluitend, of bijna
uitsluitend voor zichzelf hebben gereserveerd. Andere mensen? Die zijn
toch geboren om hen te dienen? En van die diensten moet natuurlijk zo
goedkoop mogelijk gebruik worden gemaakt. Terwijl die mensen, die voor
hen een gevaar vormen, zo snel mogelijk van de Aarde moeten bevrijd
worden. Is dat niet wat u en ik nu dagelijks kunnen waarnemen? In deze,
door Satan beheerste wereld zeker! Maar niet lang meer, want over een
kort aantal jaren is Jezus Christus terug op Aarde; deze keer niet als
Mens, maar als God en dan is het gedaan met ieder mens, die zich niet
wil bekeren – ook niet na de Grote Waarschuwing, die ieder mens bewijst
dat God bestaat – want die wordt, met Satan en als zijn demonen en
duivels, in de hel geworpen. God echter heeft ons mensen niet voor de
dood gemaakt, maar voor het eeuwige leven. Vandaar dat wij, mensen van
deze tijd, nog een zeer duidelijke Waarschuwing van God in Jezus
Christus krijgen. Wie zich dan alsnog bekeert en gaat leven naar Gods
Orde, die zal het eeuwige leven binnengaan. En God wil het liefste dat
de hel leeg zal zijn; want God heeft alle mensen, niemand uitgezonderd,
geschapen voor het eeuwige leven, zonder einde. Maar Lucifer, die viel
in zelfzucht, nu Satan geheten, was jaloers en verleidde ons mensen om
hem te volgen, in plaats van God en bracht daarmee de dood in de wereld
en in het hiernamaals, in de hel. Paulus herinnerde de Korintiërs eraan
dat God weliswaar de liefde als voorwaarde heeft gesteld, maar dat de
naastenliefde nooit zover mag gaan, dan de gever zelf in de grootste
problemen zullen komen. Ook aan de naastenliefde is een grens gesteld.
Wie niets heeft om een ander materieel te ondersteunen, die kan dat ook
niet. Hij kan wel elke naaste liefde geven. En de wens om een naaste te
helpen en met hem op zoek gaan naar een oplossing voor diens probleem,
wordt door God, als er werkelijk geen manier is om materieel te helpen,
als daad van naastenliefde aangenomen. Het is daarom genoeg als een mens
geeft wat hij kan geven, meer is niet nodig. God weet echter precies tot
hoever een mens kan gaan, zonder zelf in grote problemen te komen; bij
Hem kan niemand met een smoesje wegkomen. Jezus Christus is God. Toen de
overste van de Synagoge, Jaïrus Hem toekwam om zijn dochter van de
nakende dood te redden, kon Hij ook simpel, zonder verder contact met
het doodzieke meisje, haar genezen. Maar Hij kende Jaïrus, zoals Hij
ieder mens beter kent dan die mens zichzelf kent. En, van een afstand
genezen, was voor Jaïrus niet genoeg. Daarom ging Hij met Jaïrus mee
naar diens huis. Onderweg genas Hij ook nog een zieke vrouw die al 12
jaar aan bloedingen leed. Natuurlijk wist Hij wel wie Zijn kleed
aanraakte, maar zij moest dit zelf erkennen, om een zeer grote gave van
Hem terug te ontvangen; namelijk het eeuwige leven. En dat alleen voor
haar vaste geloof in Hem. Bij het huis van Jaïrus aangekomen, bleek zijn
dochtertje reeds overleden. Dat was geen toeval; vanwege het zwakke
geloof van Jaïrus, moest hij ervan overtuigd worden dat bij God niets
onmogelijk is. Daarom moest zijn dochter reeds dood zijn, opdat God in
Jezus Christus het wonder kon verrichten dat zelfs de dood geen beletsel
voor Hem kon zijn. Hierdoor kon Jaïrus tot geloof komen. Zoals er heden
ook zoveel christelijke leiders zelf hun geloof, die zij elke dag
verkondigen, reeds lang geleden verloren hebben en de verkondiging enkel
uit geldelijk gewin wordt gedaan. Want opnieuw hebben de meeste mensen –
maar nu wereldwijd – hun geloof in de ene ware en levende God in Jezus
Christus verloren. Daarom ook moet God in Jezus Christus wel voor de
tweede maal op Aarde komen, om te voorkomen dat alle mensen verloren
zullen gaan. Maar nog steeds geldt dat wie in Hem geloofd en Zijn Leer
en Geboden onderhoudt, doet dus, na zijn aardse leven in een hemel zal
wonen. Wellicht ook in de woning van onze Vader, God in Jezus Christus,
het hemelse Jeruzalem. Laten wij daarom vanaf heden leven als
daadwerkelijke christenen en ervoor bidden dat wij elkaar daar allemaal
mogen tegenkomen.
Amen.
Cor Huizer.